Digitalisering van de rechtspraak. Vloek? Of zegen?
De Hoge Raad heeft de primeur. Vanaf 1 maart 2017 is digitaal procederen in cassatiezaken verplicht. De lagere rechtscolleges zullen weldra volgen. Is de rechtsstaat in gevaar?
Niemand schijnt (ten onrechte, zoals hierna blijkt) vraagtekens te zetten bij de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van het digitale traject en de telecommunicatie-infrastructuur waarover de digitaal voortgebrachte processtukken dienen te worden verzonden om op tijd te kunnen worden ingediend. Het is verbazingwekkend dat niemand zich daarover bekommert!
Temeer daar er momenteel bij het Hof in Den Bosch een appèlzaak dient tegen een telecomaanbieder, waarbij deze beweert niet te kunnen instaan voor instandhouding en behoud van een simpele (telefoon)lijnverbinding. Dat een (telefoon)lijnverbinding, (wegens vermeende sectorale afspraken daarover) op eerste daartoe strekkend verzoek van een willekeurige derde onmiddellijk en ongecontroleerd zal worden afgegeven aan die derde.
Telecomproviders schieten in de praktijk, zo is gebleken, structureel en stelselmatig tekort in het afdoende borgen van een continu proces van onderlinge naam en adresgegevens uitwisseling (ter vergelijking en controle), van enerzijds de huidige abonnee-gebruiker en anderzijds om mutatie verzoekende persoon, in relatie tot het gebruik van een specifieke (telefoon)lijnverbinding.
En de Telecomsector schijnt zelf niet erg bereidwillig te zijn – want wordt niet geprikkeld – om daar verandering in te brengen. Is de rechtsstaat nu in gevaar?
En wat zijn nu de gevolgen voor de rechtspleging en rechtszekerheid van de rechtzoekende in het algemeen? De meeste termijnen zijn namelijk wettelijk vastgestelde fatale termijnen. Het niet binnen de daartoe gestelde termijn verrichten van een proceshandeling zal vrijwel altijd en onherroepelijk een nadelig effect hebben op de procespositie van de betrokkenen (daarbij te denken aan integrale toewijzing van de eis, na akte niet dienen, of verval van instantie of rechtsmiddel).
De goede werking en beschikbaarheid van de telecommunicatie-infrastructuur is dan cruciaal en onder omstandigheden van levensbelang.
Het wordt hoogtijd dat de rechtspraak in dezen zijn verantwoordelijkheid neemt. En ernst maakt van het met voldoende waarborgen omkleden van de digitale processen, in bijzonder waar het rechtsprocedures aangaat. De technische kennis, de benodigde middelen en bevoegdheden zijn er al. Nu nog de wil van de Telecom sector en de rechtspraak om zijn zaakjes goed te regelen. En aan de rechtspraak is het nu de taak en opdracht om het recht – vooral waar het cruciale en vitale telecommunicatievoorzieningen betreft – geloofwaardig, overtuigend en daadkrachtig te handhaven.